h

Vragen Eric Smaling over inpassing windpark Drentse Monden en Oostermoer

23 september 2016

Vragen Eric Smaling over inpassing windpark Drentse Monden en Oostermoer

Foto: SP

Tweede kamerlid Eric Smaling stelt opnieuw vragen aan minister Kamp over de inpassing van het windpark de Drentse Monden en Oostermoer. Op 5 oktober debatteert de tweede kamer over het energieakkoord. Smaling wil voor die tijd weten hoe het is gesteld met het profiteren van de omgeving van de opbrengsten van windenergie, afwikkeling van de planschade en compensatie van geleden schade waaronder waardedaling van de woningen?

Lees hieronder de vragen.

Vragen van het lid Smaling (SP) aan de minister van Economische Zaken en aan de minister van Infrastructuur en Milieu over de ruimtelijke inpassing windpark De Drentse Monden en Oostermoer.

1. Hoe is omgegaan met de afdoening van de 2694 zienswijzen, waarvan 286 unieke?

2.Hoe is het bij de ruimtelijke inpassing van het windpark Drentse Monden gesteld met het profiteren van de omgeving van de opbrengsten van windenergie, afwikkeling van de planschade en compensatie van geleden schade waaronder waardedaling van de woningen?

3.Hoe verhoudt zich dit tot het gestelde in het Energieakkoord[1], dat een betere verdeling tussen lusten en lasten (compensatie en participatie) tussen ontwikkelaars en de omgeving essentieel is voor het vergroten van het draagvlak? Hoe is het gesteld met het – in het energieakkoord beloofde- participatieplan[2]?

4. Wat is er terecht gekomen van uw voornemen om samen met de provincie en de windparkontwikkelaars te onderzoeken hoe het gebied versterkt kan worden; de regio heeft immers te maken met bevolkingskrimp, gebrek aan werkgelegenheid en verdwijnende voorzieningen? Wat is er terecht gekomen van de in de Structuurvisie Wind op Land[3] opgenomen paragraaf 2.5 over Governance, met daarin het voornemen om in de voorfase de belangen van de regio in kaart te brengen?

5.Hoe is het gesteld met de werkzaamheden van de gebiedscoördinator? Hoe is het sinds zijn aantreden gesteld met draagvlak en participatie? Op welke wijze is er invulling gegeven aan de opdracht om te zorgen voor meer voorstanders van windparken in Drenthe?

6.Wat is er terecht gekomen van de overtuiging van het Kabinet[4] dat bij de ontwikkeling van windenenergie vier belangrijke voorwaarden behoren; 1. een goed investeringsklimaat, 2. een billijke regelgeving over de bescherming van andere belangen, 3. inpasbaarheid van de geproduceerde elektriciteit in het landelijke en regionale transportnet en 4. voldoende aandacht van overheden voor het werken aan lokaal draagvlak.

7.Voldoet het voorgenomen besluit aan de definitie van ‘goede ruimtelijke ordening’ volgens de Wet op de Ruimtelijke Ordening[5]? Zo ja, waar blijkt dat uit?

8.Hoe verhoudt het voorgenomen besluit zich tot artikel 21 van de grondwet waarin wordt gesteld dat ‘ De zorg van de overheid is gericht op de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu’?

9.Houdt uw voorgenomen besluit volgens u stand wanneer het wordt getoetst aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het Verdrag van Aarhus?

10.Kunt u beschrijven hoe het proces met het Agentschap Telecom is verlopen? Waarom is de openbaarmaking zo lang opgehouden?

11.Wat zijn de meerkosten die het faciliteren van Astron bij het versneld invoeren van de twee onderzoeksprogramma’s Rapid Radio Bursts (RRB’s) en Space Weather met zich meebrengen? Wie betaalt de nieuwe elektronica op de LOFAR stations? Wat zijn hier de kosten van?

11.Bent u bereid kosten en opbrengsten van het Solar Park Veenkoloniën[6] integraal te vergelijken met het voorgenomen windpark? Zo nee, waarom niet?

 12. Is het niet zo dat de Raad van State kritiek heeft geuit op het gebruik van de Crisis- en Herstelwet[7] voor de planvorming van enkele windparken en dat de Afdeling een dergelijke systeembreuk op grond van de Crisis en Herstelwet ontoelaatbaar acht? Is de Chw in 2010 niet ingesteld om nieuwe infrastructuurprojecten te stimuleren, en vooral is bedoeld voor innovatieve projecten?

13.Bent u van mening dat door de snelheid waarmee nu het besluit over de inpassing van het windpark wordt genomen het gevaar bestaat dat de rechtstaat een ’sluitpost’ wordt, nu politiek Den Haag steeds meer streeft naar 'resultaat, snelheid en draagvlak'. Kunt u een reactie geven op de uitspraken[8] van de vicepresident van de Raad van State bij de presentatie van het jaarverslag?

14.Ziet u kans de vragen te beantwoorden voor het Algemeen Overleg energieonderwerpen van 5 oktober 2015

[1] Energieakkoord 2016.hoofdstuk 4.2.1 Wind op land (pagina 31). Een betere verdeling van lusten en lasten (compensatie en participatie) tussen ontwikkelaars en de omgeving is essentieel voor het vergroten van draagvlak. pagina 32

[2] Er wordt door investeerders in windmolenparken een participatieplan geïntroduceerd dat omwonenden in staat stelt actief deel te nemen in de planvorming en exploitatie van windparken. Pagina 8

[3] Structuurvisie wind op land, ministerie van I&M

[4] Structuurvisie wind op land, pagina 21. Bedrijfsleven en burgers aan de slag met windenergie

[5] Bij het vaststellen van een bestemmingsplan moet de raad rekening houden met het criterium ‘een goede ruimtelijke ordening’ uit de Wro

[6]Brief van zonkoloniën aan vaste Kamercommissie van EZ van 15 september 2016. En bijgeleverd rapport Haalbaarheid Solarpark in regio Veenkoloniën.

[7] a. Reikwijdte Crisis- en herstelwet
Artikel 2.4 van de Chw geeft de grondslag om bij wege van experiment af te wijken van het bij de wet, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), bepaalde. Voorgesteld wordt voor windenergie een tijdelijke bestemming te introduceren van 30 jaar. Ziet de Afdeling het goed, dan wordt met dit experiment, zonder dat de toelichting hieraan aandacht besteedt, voor de eerste keer op basis van artikel 2.4 van de Chw fundamenteel afgeweken van de systematiek van de Wro, die is gebaseerd op een periodieke verplichting tot actualisering (planhorizon). Uit de geschiedenis van de Chw blijkt niet dat ook dergelijke systeeminbreuken zijn beoogd. Daar komt bij dat met deze tijdelijke bestemming van 30 jaar de beleidsvrijheid van de planwetgever op dit punt wordt ingeperkt, alsmede het aantal momenten waarop bezwaar- en beroep kan worden ingesteld. De Afdeling acht een dergelijke systeembreuk op grond van de Chw ontoelaatbaar.

[8] Raad van State: 'onaantastbare' politieke akkoorden bedreigen rechtsstaat. 5 april 2016.

Reactie toevoegen

U bent hier